De onderneming die uiteindelijk bekend werd als de Rocky Mountain Fur Company, werd in 1822 opgericht in St. Louis, Missouri door William Henry Ashley en Andrew Henry. Onder de oorspronkelijke werknemers, bekend als 'Ashley's Hundred', bevonden zich Jedediah Smith, die een leidende rol speelde in de bedrijfsactiviteiten, en Jim Bridger, die tot degenen behoorde die Smith en zijn partners in 1830 uitkochten. Het was Bridger en zijn partners die de onderneming de naam "Rocky Mountain Fur Company" gaven. Het bedrijf werd een pionier in de westerse verkenning, met name in de Green River Valley. De activiteiten van andere aspirant-organisaties zoals de American Fur Company overlappen elkaar vaak, waardoor er een hevige rivaliteit ontstaat. De toenemende concurrentie motiveerde de vallenzetters om dieper de wildernis in te trekken. Dit leidde tot meer kennis van de topografie en tot een grote afname van de bevervolkingen. Uiteindelijk brachten de intense concurrentie om steeds minder bevers en de voorbijgaande stijl van bontmutsen de Rocky Mountain Fur Company ten val. Bijna een decennium na de oprichting verkochten de aandeelhouders al hun aandelen en lieten een erfenis achter op het gebied van zowel westerse nederzettingen als folklore. De Amerikaanse regering zou, op zoek naar geografische kennis of reisadvies over het Westen, voormalige leden van het bedrijf opzoeken als adviseurs.
