Het Manillagaljoen (Spaans: Galeón de Manila), ook wel het Acapulcogaljoen (Galeón de Acapulco) of Nao de China, was een Spaans schip dat gedurende de koloniale periode een of twee keer per jaar de Grote Oceaan overstak tussen Manilla op de Filipijnen en Acapulco in Nieuw-Spanje (het huidige Mexico). De dienst werd geïnaugureerd in 1565 en hield op te bestaan toen de napoleontische oorlogen en de Mexicaanse Onafhankelijkheidsoorlog het onmogelijk maakten. Het laatste galjoen richting Nieuw-Spanje voer in 1811 en het laatste galjoen richting de Filipijnen in 1815.
De ontdekking van de oostelijke route
Op 13 februari 1565 arriveerde een grote Spaanse expeditie onder leiding van Miguel López de Legazpi op het Filipijnse eiland Cebu. Doel van deze expeditie was het stichten van een Spaanse kolonie om zodoende voet aan de grond te krijgen in de buurt van de specerij-eilanden. Na enkele maanden stuurde Legazpi een kleine expeditie onder leiding van Andrés de Urdaneta terug naar Nieuw-Spanje. Het doel was het vinden van een goede tornaviaje (terugkeerroute). Daarnaast werd de Spaanse koning gevraagd om extra troepen te sturen te ondersteuning van de expeditie van Legazpi. Het vinden van een goede oostelijke route was voor de kolonisatie van de Filipijnen van groot belang, omdat zonder de aanvoer van versterkingen en goederen op regelmatige basis, de kolonisatie van de Filipijnen onmogelijk zou kunnen slagen. Met zijn enorme kennis van de navigatie over de Grote Oceaan slaagde Urdaneta er in om deze terugkeerroute te vinden.