Nevel - online puzzels
Nevel (meteorologie)
Nevel komt het hele jaar voor, maar vooral in de lente of de herfst. We spreken van nevel als het zicht beperkt is door minuscule waterdruppeltjes. Deze waterdruppeltjes, of wolkendruppeltjes, zijn ongeveer 1 tot 10 micrometer groot terwijl een regendruppel typisch duizend keer zo groot is.
De lucht bevat altijd een bepaalde hoeveelheid waterdamp, waarvan meestal een deel op condensatiekernen is gecondenseerd, zoals fijnstof, pollen en vooral zoutkristallen. Hoe vochtiger de lucht, dus hoe hoger de relatieve luchtvochtigheid, hoe meer condensatie optreedt. In de atmosfeer kan al bij een relatieve vochtigheid van ongeveer 35% vloeibaar water om condensatiekernen worden aangetoond, vooral als er veel wateraantrekkende, hygroscopische kernen aanwezig zijn. Als er meer waterdamp is zal het druppeltje groeien en lost meestal de oorspronkelijke condensatiekern op. In de meteorologie wordt een grens van 80% relatieve vochtigheid aangehouden, waarboven men van nevel spreekt.
Is het zicht beperkt en de relatieve vochtigheid lager dan 80%, dan wordt de lucht heiig genoemd. Dat komt veel in de zomer bij mooi weer voor, lage vochtigheid en een flink vervuilde lucht door industrie en verkeer. Er is dan vaak ook sprake van smog. Wanneer het zicht in nevel minder dan 1000 meter wordt, dan spreken we van mist. Bij mist is de relatieve vochtigheid iets onder of op de 100%.